(Publicatie in Leeuwarder Courant, 24 april 2017)


Bestuurders en instellingen zitten nog vaak in een traditionele modus. Daarmee komen de belangen van kwetsbare burgers in het gedrang, met wantrouwen als gevolg.
De innovatie in het nieuwe welzijn, gericht op participatie en zelfregie van de burger, stagneert in vele gevallen? Pieter Hilhorst (publicist en oud-wethouder van Amsterdam) concludeert in Sociale Vraagstukken (no.29, 2016) dat burgerbetrokkenheid niet is over te laten aan de sociale wijkteams. Het is een blinde vlek. Hij pleit voor Wijkopbouwwerk. Is dat wel voldoende?

Uit een onderzoek van Movisie e.a. (Binnenlands Bestuur, januari 2017) blijkt namelijk dat professionals zich in bijna alle gevallen onvoldoende verbinden met de wijk. Het is een blinde vlek. Dat komt omdat de professionals in hun traditionele modus blijven staan, namelijk het werken met de vertrouwde caseload bestaande uit een-op-een contacten.

Toch lijkt er meer aan de hand. Het vermoeden bestaat dat de innovatie van het welzijn ook afketst op de bestaande verhoudingen tussen gemeente, instellingen en burgers. Gemeente en welzijnsorganisaties blijken vaak bemenst door wat eens ‘het gesloten circuit’ was: bepalende beleidmakers en uitvoerenden die samen een en dezelfde partijpolitieke denkwijze aanhangen.
Het zijn deze aanhangers die vaak grote weerstanden hebben tegen het realiseren van Welzijn Nieuwe Stijl. Zij ervaren het nieuwe welzijn als een onrechtvaardige bezuiniging waaraan je, vooral met de handrem er op, meewerkt. Vertragen en wachten op de volgende gemeenteraadsverkiezingen of op een nieuw kabinet lijkt de verborgen agenda, soms zelfs openlijk beleden. Het is een klassiek voorbeeld van hindermacht.

Dat ’frame’ van denken, organiseren en handelen, verdringt de belangen van (kwetsbare) burgers, die als reactie daarop een wantrouwen ontwikkelen tegen (lokale) instanties. De effecten op een politieke partij die jarenlang dat ’gesloten circuit’ domineerde, zijn dramatisch. Dat is geen gevolg van een campagne, maar van een jarenlange erosie en uiteindelijk implosie. Daarmee is het traditionele frame nog niet verdampt.

In de jaren negentig van de vorige eeuw kwamen de grote welzijnsorganisaties op, top-down ingericht en werkend volgens de principes van de markt. De belangen van burgers verschuiven hoe langer hoe meer naar de organisatiebelangen. Hoe groter de organisatie hoe meer subsidiegeld er in blijft hangen. Kwetsbare burgers verbureaucratiseren en transformeren in financiële eenheden. Een eenzijdige denken in projecten en in (probleem-) doelgroepen doet het sociaal-cultureel werk in wijken en buurten verschralen. Het zet mensen apart. Het blijkt lucratief om burgers zo lang mogelijk in projecten vast te houden. De term ‘doorstromen’, belijden instellingen vaak alleen met de mond.

De veranderde tijdsgeest van voortschrijdend individualisme, mondigheid en spreiding van kennis ketst op dit frame af. Tot op vandaag ontkennen exponenten van traditionele frame de roep om autonomie van mondige burgers, die zich aan de zijlijn voelen staan. Die ontkenning leidt deels tot heimwee-stemmen op partijen die verlangen naar een Nederland van vroeger, toen de wereld nog in orde was.

Het nieuwe welzijn implementeren lijkt binnen dit frame van weerstanden en tegenwerking een hele opgave. Innovatie binnen dit frame betekent dan al gauw ‘het verhangen van naambordjes’, waarbij de verhoudingen onveranderlijk blijven staan.

Momenteel is in Groningen (stad en provincie) de ‘innovatie’ van het welzijn onvoldoende disruptief. Vorm geven aan wijkopbouw in de lijn van Pieter Hilhorst is zinvol, wanneer burgers, professionals en gemeenten buiten het bestaande frame werken aan nieuwe onderlinge verhoudingen: de blinde vlek voorbij. Vooruitgang, medezeggenschap van burgers en duurzaamheid zijn daarbij de nieuwe credo’s voor burgers die daarbij oprecht centraal staan.

Vanuit dit nieuwe frame ondersteunen professionals individueel herstel van kwetsbare burgers, bevorderen werkgelegenheid en bouwen aan community-vorming. Daarvoor hebben de instituties de moed nodig om nieuwe verhoudingen te ontplooien die de oude vervangen om zo de weg vrij te maken voor die burgers, die naar eigen inzicht en in eigen vormgeving van (wederzijdse ondersteunende) betekenis voor elkaar willen zijn.

Coen van der Heijde is oud-pastor van de Open Hof, oud-voorzitter van het Buurtcentra Besturen Overleg Groningen (2001-2007) en verbonden aan Pulsar Partners BV.